top of page

Wijzigingen gedifferentieerde Awf-premie van de baan


Een aantal voorgenomen wijzigingen in de gedifferentieerde premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (Awf) gaat na uitgebreid onderzoek niet door. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer daarover onlangs geïnformeerd.


Waarom een gedifferentieerde Awf-premie?

Sinds de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) is sprake van een hoge en lage Awf-premie. Je mag als werkgever een lage Awf-premie toepassen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Voldoe je daar niet aan, dan betaal je een hoge Awf-premie. De voorwaarden betreffen de arbeidsovereenkomsten van je werknemers en zijn bedoeld om vergaande flexibele contracten tegen te gaan en vaste contracten te beschermen.


Welke wijzigingen gaan niet door?

De wijzigingen die niet doorgaan betreffen drie gebieden:

  • Wijziging Besluit Wet financiering sociale verzekeringen en Besluit nadere regels oproepovereenkomsten

Al eerder was goedgekeurd dat een tijdelijke urenuitbreiding niet standaard wordt aangemerkt als een tweede tijdelijke arbeidsovereenkomst waarvoor de hoge Awf-premie geldt. Ook was al eerder goedgekeurd dat een arbeidsovereenkomst waarin met een werknemer meerdere arbeidsomvangen zijn afgesproken (met een aantal uren per dag/per week/per maand met een gelijkmatige loonspreiding) niet als een oproepovereenkomst wordt beschouwd. Oorspronkelijk zou deze goedkeuringen alleen voor de jaren 2020 tot en met 2023 gelden. De aangekondigde wijziging gaat echter niet door, waardoor je in deze situaties ook vanaf 2024 de lage premie kan blijven toepassen.

  • Herzieningssituaties waarbij de lage Awf-premie moet worden afgedragen

In de WAB worden vier herzieningssituaties beschreven, situaties waarin door de feiten achteraf alsnog de hoge AWF-premie gaat gelden. Deze zijn bedacht om te voorkomen dat vaste contracten flexibel kunnen worden ingezet. Twee zijn er inmiddels ingevoerd. De lage Awf-premie moet namelijk worden herzien als de arbeidsovereenkomst binnen twee maanden na aanvang eindigt en ook wanneer de parttime werknemer in een kalenderjaar meer dan 30% extra uren werkt dan contractueel is overeengekomen.


De derde herzieningssituatie, waarin de werknemer binnen een jaar na aanvang van de arbeidsovereenkomst een werkloosheidsuitkering krijgt door urenverlies, is nog niet ingevoerd en wordt ook (nog) niet ingevoerd. Deze blijkt na onderzoek te complex en komt niet op grote schaal voor. Wel zal gemonitord worden of deze later alsnog moet worden ingevoerd. Je hoeft dan op dit moment nog niet te beoordelen of de werknemer in de WW terecht is gekomen en je op grond van dit onderzoek zelf de AWF-premie moet verhogen.


De vierde herzieningssituatie, waarin de werknemer opnieuw een werkloosheidsuitkering krijgt nadat de derde situatie heeft plaatsgevonden, zal definitief niet ingevoerd worden. Deze is te complex en komt nauwelijks voor.

  • Seizoensarbeid

Een lage Awf-premie voor seizoensarbeid blijkt na onderzoek niet te realiseren. Dat betekent dat bij seizoensarbeiders de hoge Awf-premie van toepassing blijft.


Er is onderzocht of een subsidieregeling ontwikkeld zou kunnen worden om de hoge Awf-premie te compenseren, maar dat bleek niet mogelijk. Het begrip ‘seizoensarbeid’ is namelijk niet eenduidig te definiëren. Daarbij is een subsidie staatssteun, die gericht moet zijn op stimulering van activiteiten. Dat is hier niet het geval en dat ligt juridisch heel moeilijk.


Verder zou een subsidieregeling op zo’n grote schaal risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik met zich meebrengen.


Comments


bottom of page